In een hangende hand
De verhoudingen van kunst vertellen een verhaal. Ze behagen. Ze geven het narratieve, symbolische en sacrale belang aan van het afgebeelde element. Vóór de ontwikkeling en verfijning van het perspectief in de schilderkunst tijdens de Italiaanse Renaissance diende de buitenproportionele grootte van een personage om zijn of haar gewicht in de scène te benadrukken. Dit had een essentiële didactische functie in een tijd waarin het grootste deel van de bevolking analfabeet was. De grootte of kleinheid van een mens, een dier, of zelfs een deel van een lichaam of accessoire, was er om te betekenen. Om een rol aan te geven en het oog te leiden.
De aankomst van Esther voor Susa van Sandro Botticelli en Filippino Lippi (circa 1475) is hier een goed voorbeeld van. Op dit schilderij lijkt Esther een reus die naast de stadsmuren staat. Het lijkt erop dat als ze door de poorten van Susa zou proberen te komen, ze haar hoofd zou stoten. Dit is een verdeling die een koninklijke bestemming suggereert.
Het gebaar van zijn linkerhand vangt een uitwisseling - van blikken of woorden - met een onzichtbare figuur. Een bewaker of bewakers, zeker. Maar dit is slechts een veronderstelling, aangezien de schilders niet de moeite hebben genomen om hem af te beelden. Zijn aanwezigheid wordt alleen gesuggereerd door het gebaar van Esthers hand, die naar zichzelf wijst, alsof ze vraagt: "Ik?
Deze hangende hand legt een moment vast. Dat van een relatie tussen twee wezens. Een moment van woorden? Een vermeend moment in een bijbels tafereel. Hier spreken twee monumenten met elkaar en leren ze elkaar kennen: een toekomstige koningin en een hoofdstad.
Mahault de Raymond-Cahuzac
Volledige nieuwsbrief hier