Geschilderde ogen
"EN MIJN OGEN MAKEN OOK LICHT JE MOET EEN PARAPLU MEENEMEN"[1].
De geschilderde blik: een gids? Een afwezigheid of een aanwezigheid? Een plaats van expressie, het is wat ons bindt. Of ons bindt. Het weerspiegelt de toestand van verschillende subjecten: degene die creëert, degene die wordt afgebeeld en degene die contempleert.
Of het nu de blik is van vermanende figuren in altaarstukken of historieschilderijen; een speelse blik, zoals die van de Mona Lisa; een blinde blik, zoals die van De oude man met de hond van Georges de La Tour (1620) [2]; of een afwezige blik, zoals die van de figuren van Gideon Rubin, de kunstenaar schildert de aanwezigheid die hij wil.
Of het afgebeelde onderwerp ons nu aankijkt of niet, het is er. In zijn vlucht, net als in zijn frontaliteit. Het kan niets anders doen dan ons aankijken, zelfs als het met zijn rug naar ons toe staat. Zelfs wanneer het alle diepte en perspectief van de wereld heeft om voor te vluchten. Het is daar, op het platte oppervlak van de drager, in zijn materialiteit. De ruimte van de kijker wordt gevuld met dit vlak en de aanblik van het schilderij opent zijn geest.
Schepper en toeschouwer staan een moment stil. Onze ogen dwalen rond en hun velden zijn niet langer hetzelfde. Onze blik vervolgt zijn weg en kruist onze innerlijke plaatsen met die van het schilderij.
Mahault de Raymond-Cahuzac
Afbeelding: Odilon Redon, Gesloten ogen, 1890, Musée d'Orsay © Foto: Mahault de Raymond-Cahuzac